Hoofdartikel : Capart, genese van een project

Toen ik in 1977 voor het eerst de naam Jean Capart hoorde, kon ik niet vermoeden welke rol de stichter van de Belgische egyptologie in mijn leven zou spelen, laat staan dat ik me kon inbeelden dat ik veertig jaar later gevraagd zou worden de bezoekers van een website die aan hem is gewijd te verwelkomen.

Mijn ouders hadden me meegenomen naar het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel waar de tentoonstelling Egypte’s glorie. Meesterwerken van het Brooklyn Museum liep. Een sympathieke manier om tweehonderd jaar Verenigde Staten van Amerika te vieren én de honderdste geboortedag van Jean Capart wiens carrière zich over een halve eeuw (1877-1947) had uitgestrekt. Capart, die soms de ‘Belgische Champollion’ werd genoemd, ontbrak het niet aan veren op zijn hoed: directeur van de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth, hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis van Brussel (“het Jubelparkmuseum”), Advisory Curator van het Brooklyn Museum van New York, universiteitsprofessor, schrijver, uitgever, spreker… Als twaalfjarige knaap zou ik evenwel enkel zijn naam en zijn fysionomie onthouden. Met zijn baard en zijn vlinderdasje leek hij me recht uit een stripalbum te komen. En dat klopte nog ook: Hergé en Edgar P. Jacobs inspireerden zich op hem om twee van hun fictiepersonages neer te zetten: professor Bergamot (Kuifje en de 7 kristallen bollen) en dokter Grossgrabenstein (Blake en Mortimer. Het geheim van de grote piramide).

Tijdens de twintig daaropvolgende jaren zou ik me niet veel meer bekommeren om Jean Capart. Pas in 1997 dook hij opnieuw op in mijn leven. Toen de geschiedkundige die ik ondertussen was geworden op zoek ging naar documentatie over de man, kwam ik tot een amper te geloven vaststelling: er bestond niets over hem, behalve een biografie met hagiografische trekjes die in 1974 was gepubliceerd door twee leden van zijn familie en twee thesissen van studenten kunstgeschiedenis die zijn carrière als egyptoloog niet behandelden. Was dat niet een beetje mager aangezien het ging om een vooraanstaande figuur van de Belgische wetenschap in de 20ste eeuw? In plaats van ontmoedigd te raken, werd ik door deze bibliografische lacune aangespoord zijn biografie aan te vangen. Mijn doel: het publiek (opnieuw) te laten kennismaken met het parcours van deze man die ooit gekend en gewaardeerd was door de geleerden én het grote publiek. Een man die passioneel van Egypte hield, maar wiens blik als humanist zich nooit helemaal verloor in het zand van de Egyptische woestijn. Een man die ooit over zichzelf verklaarde: Men zegt dat om er prat op te kunnen gaan dat men een mooi leven heeft gehad, men kinderen moet hebben gehad, een boek moet hebben geschreven en een huis moet hebben gebouwd. Wel, ik heb tien kinderen, ik heb een plank in de bibliotheek volgeschreven en ik heb een museum gebouwd. Woorden die niet getuigen van bescheidenheid, maar die wel terecht zijn.

Aangezien ik meer en meer geïntrigeerd raakte door zijn persoonlijkheid en door de geschiedenis van de Belgische egyptologie, die hij in zijn eentje leek te belichamen, trachtte ik de laatste getuigen te ontmoeten van wat mij een roemrijk tijdperk leek te zijn. Op 16 juni 1997, de 50ste verjaardag van zijn sterfdag, maakte ik kennis met zijn kleindochter Alix Brancart-Capart en met meerdere andere leden van zijn familie die in Sint-Pieters-Woluwe – de Brusselse gemeente waar hij had gewoond – een Jean-Capart-piramide waren komen inhuldigen. Enkele dagen later werd ik uitgenodigd om Arpag Mekhitarian te ontmoeten, de eresecretaris-generaal van de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth. De nestor van de Belgische egyptologie, die toen 86 jaar was, onthaalde me uiterst hartelijk en algauw werden we vrienden. Hij beval me aan bij Luc Limme, de conservator van de Egyptische afdeling van het Jubelparkmuseum, en bij een handvol getalenteerde en enthousiaste archeologen en kunsthistorici. Onder hen: Florence Doyen (gedelegeerd beheerder van de vzw Egyptologica), Luc Delvaux (huidig conservator van de afdeling Dynastiek en Grieks-Romeins Egypte van de KMKG) en Eugène Warmenbol (specialist van de vroege geschiedenis van de Belgische egyptologie). Van 1997 tot zijn dood in 2004 bracht ik lange en pittige middagen door in het Jubelpark of elders met Arpag Mekhitarian die herinneringen ophaalde aan Jean Capart die over hem gezegd had dat hij zijn elfde kind was of de vertrouweling aan wie hij zijn egyptologische gedachten kwijt kon. Behalve het doorgeven van de fakkel was er ook de verkenning van de rijk gevulde archieven van de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth (in 2004 omgedoopt tot Egyptologisch Genootschap Koningin Elisabeth). Archieven die voor het grootste deel nooit gepubliceerd waren en waarvan het geschiedkundig belang me meteen in het oog sprong…net als hun lamentabele bewaringstoestand trouwens en het feit dat ze zo goed als ontoegankelijk waren voor onderzoekers (los van enkele geprivilegieerden zoals ik).

Geduldig werk in de archieven van de ESKE en de KMKG, het Koninklijk Paleis in Brussel, het Belgisch Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere instellingen stelde me in staat mijn eerste artikels te publiceren en mijn eerste lezingen over Jean Capart te geven. Ondanks deze veelbelovende start bleek echter algauw dat enkele uren vrijwilligerswerk niet zouden volstaan om me een weg te banen door de massa documentatie die tot mijn beschikking werd gesteld. In 2012, tijdens een reis door Egypte waarvoor ik was uitgenodigd door  de Egyptische Oudheidkundige Dienst om te spreken over de eerste Belgische opgravingen in Egypte, suggereerde Laurent Bavay (vandaag directeur van het Institut Français d’Archéologie Orientale in Caïro) me om een wetenschappelijk mandaat aan te vragen dat me in staat zou stellen om tijd vrij te maken voor dit werk. Er werd een project op papier gezet dat de steun kreeg van eminente egyptologen, archeologen en geschiedkundigen. Mijn kandidatuur voor een speciaal onderzoeksfonds werd ingediend bij een universiteit die ze – helaas – niet aanvaardde. Het project kreeg een nieuwe impuls in 2015 toen Dominique Capart, de oudste van de kleinkinderen van Jean Capart, me inlichtte over zijn wens om concreet bij te dragen tot de bescherming en de ontsluiting van het geschiedkundige patrimonium van de stichter van de Belgische egyptologie. Blijk gevend van een dynamiek en een vlotheid die doen denken aan die van zijn grootvader, vatte Dominique, met zijn broer Gilles, het plan op om een fonds op touw te zetten genaamd het Fonds Jean Capart. In 2016 aanvaardde de Koning Boudewijnstichting, een stichting van openbaar nut die zowel in België als in het buitenland welbekend is, onder de leiding van Dominique Allard dit Fonds Jean Capart onder haar vleugels te nemen en het aan de deskundige handen van Anne De Breuck en Charlotte Hoschet toe te vertrouwen. Het kreeg statuten waarin de doelstellingen duidelijk omschreven zijn:

Het Fonds heeft tot doel het geschiedkundig patrimonium van de Belgische egyptoloog Jean Capart te ontsluiten met het oog op het bevorderen van de egyptologie in België op geschiedkundig en wetenschappelijk vlak. Het Fonds helpt mee aan het wetenschappelijk werk van identificatie, verzamelen, sorteren, conserveren, inventariseren en digitaliseren van de archieven van Jean Capart evenals hun ontsluiting. Het kan elk onderzoeks- en publicatie-initiatief betreffende Jean Capart en zijn werk ondersteunen, met inbegrip van een website of eender welk ander communicatiemiddel. Algemeen gesteld onderneemt of steunt het Fonds elk initiatief dat overeenstemt met zijn doelstelling. Het Fonds werkt samen met de VZW Egyptologisch Genootschap Koningin Elisabeth waarvan de zetel zich in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis bevindt. Als prioriteit zal het, alleen of in samenwerking met andere instellingen of universiteiten, het werk van een wetenschapper financieren die wordt gevraagd een project te coördineren dat tot de doelstellingen van het Fonds behoort, zoals het project ingediend door de historicus Jean-Michel Bruffaerts tijdens de voorbereidende werken voor de creatie van het Fonds. Om zijn doelstellingen te verwezenlijken doet het Fonds een beroep op financiële bijdragen van mecenassen en betrekt het deze bij zijn werk.

Het Fonds Jean Capart bevat een Beheerscomité dat belast is met de correcte besteding van de fondsen en een Expertencomité dat toezicht houdt op de wetenschappelijke coherentie van het project. De leden van het Expertencomité zijn: Laurent Bavay (ULB/IFAO), Eric Bousmar (USL-B), Jean-Michel Bruffaerts (FJC/KMKG), Wouter Claes (KMKG), Marleen De Meyer (KU Leuven), Luc Limme (EGKE), Alain Martin (EGKE), Nathalie Tousignant (USL-B) en Eugène Warmenbol (ULB). Bovendien aanvaardde Hare Koninklijke Hoogheid Esméralda van België het Erevoorzitterschap van het Fonds als aandenken aan de banden die destijds bestonden tussen haar grootmoeder Koningin Elisabeth en haar vader Koning Leopold III enerzijds, en Jean Capart en zijn familie anderzijds.

Mijn doel is aan anderen te leren waarvan ik de vreugde heb het zelf te kennen. Dit zinnetje van Jean Capart zou het motto van deze website kunnen zijn. Het zal in elk geval een inspiratiebron vormen voor al degenen die de site zullen verrijken met hun kennis. Momenteel gaat het nog om een site in opbouw. Een vertrekpunt dus. De site kan niettemin worden beschouwd als de eerste concrete verwezenlijking van het Fonds Jean Capart. Qua vorm heeft hij veel te danken aan de inventiviteit en de knowhow van Philippe Capart, achterkleinzoon van Jean, en aan zijn medewerkers: André Moons (Séraphine Graphics) en Denis Capart, de genealoog van de familie. Wat de inhoud betreft, die moet gaandeweg groeien naarmate ons werk vordert en in functie van de middelen die onze mecenassen ter beschikking willen stellen om deze te kunnen uitvoeren.

Alle vrienden van het Fonds Jean Capart – of ze nu deel uitmaken van de basisploeg of schenkers zijn – werken op hun manier en binnen de grenzen van hun mogelijkheden mee aan het welslagen van het Project Capart. Om het met de woorden van de Franse jezuïet Camille Lagier te zeggen die in 1921 aan Jean Capart schreef: De barmhartige Egyptenaar herleeft in u. Zoals de passagier van Harchoef, bevond ik me op een dag op de oever van de over te steken rivier, en ik had geen enkele boot. Maar u was er met uw mooie Egyptische nijlboot. U reikte me de hand en nodigde me uit in te stappen. Onder uw vlag bereikte ik de oever aan de overkant.

De oever aan de overkant is nog niet bereikt… maar hij is in zicht. Jean Capart wees er graag op dat, volgens Herodotus, de farao Cheops 20 jaar en 100.000 mannen nodig had om zijn beroemde piramide te bouwen. Laten we hopen dat we met de hulp van onze schenkers – kleine en grote – niet nog eens 20 jaar nodig hebben om onze doelstellingen te verwezenlijken en dat we van deze site een referentiepunt over Jean Capart en de geschiedenis van de Belgische egyptologie kunnen maken.